Interview met Jeroen Thijssen over afscheid en het lintje

NieuwsVerhalen

Vanaf het prille begin was Jeroen Thijssen nauw betrokken bij het Leerorkest. Vrijdag nam hij na tien jaar afscheid als voorzitter van de raad van toezicht. “We wilden iets in beweging zetten,” vertelt hij in een interview. “Dat is gelukt.”

Het duizelt hem nog een beetje. De vorige avond heeft Jeroen Thijssen afscheid genomen van het Leerorkest. Het afscheid had het karakter van een overval: nietsvermoedend meegelokt naar het clubhuis van de zeilvereniging in zijn woonplaats Loosdrecht, was daar een groots afscheidsfeest, en kwam burgemeester Martijn Smit hem ook nog een lintje opspelden. “Een mooi moment,” blikt Thijssen de volgende ochtend lachend terug. “Ik moest meteen aan mijn vader denken. Hij sprak zijn hele leven sterk relativerend over het fenomeen koninklijke onderscheiding, tot hij hem zelf kreeg. Ik voelde het nu precies zo.”

Het eerbetoon is op zijn plaats. De nieuwe Ridder in de orde van Oranje-Nassau was tien jaar voorzitter van het bestuur en sinds de governance-wijziging voorzitter van de raad van toezicht van het Leerorkest, maar deed in die functie veel en veel meer dan het houden van toezicht. Vanaf de eerste plannen voor de oprichting van het Leerorkest was Thijssen als vrijwilliger actief betrokken bij het project.

In zijn feestrede stond initiatiefnemer Marco de Souza stil bij het grote aandeel van de advocaat in de verwezenlijking van zijn droom. “Jij deelde onze droom, om kinderen – in het bijzonder kinderen met minder kansen – gelukkiger te maken met muziek.”

In de afgelopen tien jaar vormden Marco en Jeroen een perfecte twee-eenheid, de eerste steeds bereid om de hemel te bestormen, de tweede rustig analyserend wat daarvoor nodig zou zijn. “Ik zag het vooral als mijn rol om Marco zo veel mogelijk ruimte te geven,” zegt Jeroen over die wisselwerking. “Om zijn klankbord te zijn en in het uiterste geval op de rem te trappen. Dat moest wel eens gebeuren. Als hij iets wilde beginnen waar we de financiering nog niet rond voor hadden bijvoorbeeld. Maar creatieve en gedreven mensen als Marco moet je ook niet te veel afremmen. Dan komt er niets van terecht.”

Het eerste contact met het Leerorkest volgde indertijd op een discussie over maatschappelijk ondernemen op het internationaal opererende advocatenkantoor Freshfields Bruckhaus Deringer waar Jeroen als partner werkzaam was. “Ik liep daar nogal warm voor en heb mij laten inschrijven bij een stichting die vrijwilligers op basis van hun expertise koppelde aan projecten. Binnen twee weken ging de telefoon. Dat ging over het project van Marco. Of ik eens met een paar mensen bij elkaar wilde komen om te kijken of het een levensvatbaar idee was. Dat hebben we gedaan, en de conclusie was al snel dat het plan financieel totaal niet haalbaar was.”

Einde oefening, dacht Jeroen, maar na een jaar kreeg hij opnieuw een telefoontje van Marco met het verzoek om toch nog eens te komen praten. “Daar ben ik toen op ingestapt. Het plan was misschien niet levensvatbaar, maar ik was er meteen weg van. Ik heb zelf veel met muziek. Ik heb als kind muziekles gehad en heb daar mijn hele leven plezier van gehad. Het laat je nooit helemaal los, is mijn ervaring. Ik vond het een fantastisch idee om kinderen uit de Bijlmer dezelfde kans te geven. Sommige kinderen zullen er iets mee doen, andere weer niet. Maar die eerste groep heb je dan ook echt iets gegeven.”

Avontuur

Veel meer dan dat idee was er niet, vertelt Jeroen over de start. “Er was echt helemaal niks. We hadden twintig leerlingen op een basisschool, maar geen geld, geen structuur en geen organisatie. In het begin is het heel erg op zijn Marco’s gegaan, met bitter weinig middelen en veel enthousiasme. Dat is ook echt zijn grote kracht. Hij heeft nog niet zoals wij afgeleerd om te dromen. Als je een idee hebt, moet je maar gewoon beginnen. Als het mislukt, heb je er misschien nog wat van geleerd. Mijn rol in die tijd was ervoor te zorgen dat er in elk geval enige juridische structuur was. Dat de muziekschool van Marco niet zou kunnen lijden onder dit nieuwe avontuur.”

“Ik heb er wel eens wakker van gelegen” 

Behalve zijn deskundigheid als jurist nam Jeroen ook de medewerking van zijn kantoor mee. “Freshfields was ook enthousiast en heeft ons al die jaren gratis geholpen. We hebben een kort geding gevoerd tegen het stadsdeel Zuidoost dat net in de beginjaren van het Leerorkest zwaar wilde bezuinigen op de muziekschool. Dat hebben we glansrijk gewonnen. Als dat niet was gebeurd, was het hele project ook een stille dood gestorven.” Lachend: “Het stadsdeel stuurde een financiële man naar de muziekschool om het project door te lichten. Die man werd zo enthousiast dat hij spontaan zijn diensten als vrijwilliger aanbood. Hij is nog steeds onze financiële man.”

Met de steun van Stichting Doen en het VSB Fonds kon het Leerorkest verder op poten worden gezet. Het aantal deelnemende scholen breidde zich uit, eerst in Amsterdam Zuidoost, maar daarna ook daarbuiten. Dat laatste was een grote sprong, vertelt Jeroen. “We wilden kijken of hetzelfde concept buiten de Bijlmer kon worden geëxporteerd. De gedachte van Marco was: je kunt kinderen van welke achtergrond ook, in contact brengen met welke muziek dan ook. Het is niet zo dat kinderen uit Afrika of Suriname alleen maar iets willen of kunnen met de djembé. Het gaat erom de muzikaliteit en de emotie aan te spreken. Dat lukte heel goed in Zuidoost, maar het was de vraag of dat ook in de toch wat minder swingender stadsdelen zou kunnen.”

Een belangrijk moment in de ontwikkeling van het Leerorkest noemt Jeroen de plek die het vanaf 2009 kreeg in het Amsterdamse Kunstenplan, en de bijbehorende subsidie. “Voor die tijd waren we vrijwel volledig afhankelijk van de medewerking van de fondsen. Nu kregen we eindelijk de financiële armslag om de organisatie te versterken. Dat was heel erg nodig. Ik heb er wel eens wakker van gelegen. Hoe moet het in hemelsnaam? Niet alleen vanwege het geld. Maar dan zag ik Marco weer ergens zelf met de stoelen sjouwen voor een optreden van het orkest. We hadden dringend meer stevigheid nodig, en die hebben we uiteindelijk ook gekregen.”

Koningin Máxima

Onontbeerlijk was daarbij de steun van heel veel enthousiaste buitenstaanders, onder wie ook een groot aantal prominenten. Jeroen: “Daarmee hebben we veel geluk gehad. Bij onze eerste uitvoering was de wethouder aanwezig, bij de uitvoering daarna de burgemeester, en weer een uitvoering later de minister. Ik herinner me dat ik tegen Marco zei: nu is er nog maar een stap hoger en dat is de koningin. Maar dat heeft hij op de een of andere manier ook voor elkaar gekregen. Het afgelopen jaar is koningin Máxima drie keer bij het orkest op bezoek geweest. Haar betrokkenheid is van grote betekenis.”

Niet alleen voor het Leerorkest, vertelt Jeroen over zijn ervaring als lid en saxofonist van de fanfare in Tienhoven. “Toen de koningin in 2011 haar initiatief ‘Kinderen Maken Muziek’ als cadeau gaf aan de Nederlandse bevolking, zijn wij met de fanfare ook een project begonnen. Dat beetje financiële ondersteuning kan je net helpen om een begin te maken. De grootste handicap blijft het kopen van instrumenten. Die zijn nu eenmaal duur. Dat was ook de gedachte achter ons eigen Instrumentendepot. Daarmee kunnen we tegen startende orkesten zeggen: steek het geld dat je hebt maar in het opzetten van een organisatie en het inhuren van docenten. Dat scheelt een slok op een borrel.”

Zorgen over de financiering van de activiteiten zijn er altijd geweest, en zijn er nog steeds. Jeroen: “Dat vind ik heel vervelend. Hoe goed we het ook doen, de financiële onzekerheid blijft. Ik vind dat de overheid een grotere taak heeft dan ze zichzelf op dit moment toerekent. Er zou een structurele subsidie moeten komen voor de dagelijkse gang van zaken. Zolang Marco er is zullen we heus wel geld blijven vinden voor de losse projecten. Maar het is echt heel naar om elk jaar weer op je kop te moeten krabben: krijgen we het voor het komend jaar wel rond. Ik vind ook dat we daarin oneerlijk worden behandeld. Doordat wij heel veel financiering zelf regelen, worden we gestraft met weinig steun van de overheid.”

Dat verandert niet, vreest Jeroen, nu het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 25 miljoen euro beschikbaar heeft gesteld voor muziekonderwijs op school in de komende vijf jaar. “Je ziet in de praktijk dat scholen kiezen voor de goedkope oplossing van de groepsleerkracht die zangles komt geven. Met alle respect: dat gebeurde in mijn schooltijd ook, en ik kan me niet herinneren dat dat veel zoden aan de dijk heeft gezet. Waarom niet wat meer ambitie?  Er lopen ontzettend veel getalenteerde musici rond die een opleiding aan het conservatorium hebben genoten en nu geen werk hebben. Zet die mensen in! Ze willen dolgraag.”

Beweging

Een instrumentendepot, vierduizend deelnemende kinderen in Amsterdam en een groeiend aantal orkesten in het land: tien jaar na de oprichting is de droom van de initiatiefnemers voor een heel groot deel deel werkelijkheid geworden. “Daar ben ik ontzettend blij mee,” zegt Jeroen. “We wilden iets in beweging zetten. Of eigenlijk een beweging zijn, niet alleen in Amsterdam, maar ook daarbuiten. Marco heeft de neiging mijn aandeel sterk te overdrijven, maar ik voel het als een voorrecht dat ik een bijdrage heb kunnen leveren, samen met alle anderen. Dat zit me ook een beetje dwars aan dat lintje. Ik heb het gekregen, maar het zijn anderen die het hebben verdiend. Ik hoop heel erg dat zij het ook zo willen zien.”

Het afscheid van het Leerorkest is geen echt afscheid, in die zin dat er geen banden worden verbroken. “Ik hoop een beetje in de buurt te mogen blijven,” zegt Jeroen. “Ik wil de raad van toezicht natuurlijk niet voor de voeten lopen. Dat zijn hele capabele mensen, eerlijk gezegd veel capabeler dan ik. Maar als ik iets kan doen voor het Leerorkest, ben ik onmiddellijk beschikbaar. Misschien ga ik wel als vrijwilliger in het instrumentenatelier werken.”

Interview door Patrick Meershoek

Foto’s Gerry Whitmarsh

Lees ook het persbericht ‘Jeroen Thijssen ontvangt Koninklijke Onderscheiding’